3 Halloween in de zomer?

Hittegolven zijn slechts tijdelijke fenomenen: vaak worden ze opgevolgd door een periode van koelere lucht al dan niet gepaard met regenbuien. Waardoor we de ramen en deuren openhielden tot het begon te regenen. We hadden onze zwarte bezoeker nog eenmaal opgemerkt in de tuin, maar daarna niets meer.

De eerste dag van afkoeling was zalig: de drukkende hitte leek gebroken. We konden terug iets of wat rustig slapen. Tot opeens Mus wakker schoot en zei dat ze iets had gehoord. Mus hoort nu eenmaal beter dan ikzelf, maar ik dacht dat ze het zich had ingebeeld omdat ik niet hoorde wat zij hoorde. Je weet wel: typisch mannelijke patriarchale betweterij. Ze bleef echter volhouden dat ze iets hoorde in de gang, maar het geluid verdween toen ze ging kijken. Na een paar valse alarmen werd het geluid persistenter. En zowaar: ik hoorde ook een geluid in de gang. Het leek wel een zacht gemiauw. Dus vertrokken wij samen op onverschrokken speurtocht door ons huis naar de bron van het geluid.

Kamer na kamer: all clear, niets te zien, rien à signaler. Tot we in de laatste kamer keken en het licht aandeden in een kleine gastenkamer op de tweede verdieping: helemaal in het duister tegen een muur zat een zwart hoopje vacht heel erg zachtjes te miauwen. Als we een stap dichterbij zetten, trok het zich terug naar een hoek van de kamer. We hebben niets tegen occasioneel (liefst aangekondigd) bezoek, maar deze vreemdeling hadden we toch echt niet verwacht. Terwijl Mus op een vriendelijke toon miauw geluiden maakte, ging ik naar de mezzanine en draaide er het raam open dat uitgaf op het platte dak van de keuken. Net toen ik terug de eerste trede van de trap wou opgaan, zag ik een zwarte stofwolk langs de trap naar beneden stuiven, en halverwege de trap een noemenswaardige – zeg maar heroïsche sprong maken door het raam. De landing op het dak was slechts het beginpunt van een Olympische spurt, die leidde naar van muur tot muur tussen de aangrenzende huizen. In een paar seconden verdween het zwarte bezoek tussen een paar bomen.

Mus kwam naast me staan en vroeg waar dat zwarte geval naartoe was. “Geen idee”, antwoordde ik. We deden het raam terug toe, en ik stelde voor dat we de zwarte schim een naam zouden geven. Na wat voorstellen, werd de allitererende naam “Zwarte Zwerver” toegekend. Waarom zwerver? Alhoewel de kat er vrij gezond uitzag, hadden we geen bandje rond zijn of haar nek gezien, waardoor we aannamen dat het hoogstwaarschijnlijk een schichtige zwerfkat was.

Maar was die kat echt wel een zwerfkat?